Door de wet van 21 februari 2014 tot wijziging van de hypotheekwet van 16 december 1851, teneinde voorrechten in te stellen ten gunste van de slachtoffers van strafbare feiten (B.S. 15 mei 2014) zullen slachtoffers van opzettelijke gewelddaden voortaan gemakkelijker vergoed worden voor hun lichamelijke of psychische schade. Zij krijgen een voorrecht op de roerende en onroerende goederen van de veroordeelde.
Deze wet treedt in werking op 25 mei 2014.
Opzettelijke gewelddaden
De nieuwe voorrechten gelden enkel voor slachtoffers van een opzettelijke gewelddaad die een strafbaar feit vormt. Ook hun rechtverkrijgenden tot en met de tweede graad genieten van de voorrechten.
Schadevergoeding
De schadevergoeding die de burgerlijke of strafrechter toekent aan het slachtoffer voor de lichamelijke en psychische schade die het rechtstreeks gevolg is van de opzettelijke gewelddaad is bevoorrecht. Enkel de schadevergoeding die definitief is, is bevoorrecht. Dat houdt in dat de beslissing in kracht van gewijsde moet gegaan zijn.
Roerende en onroerende goederen
Het slachtoffer heeft voor de schadevergoeding een voorrecht op de roerende én onroerende goederen van de veroordeelde.
Het roerende voorrecht is een algemeen voorrecht. Het komt na het voorrecht van onder meer de werknemers en het sluitingsfonds, en voor het voorrecht van het Riziv.
Het voorrecht op de onroerende goederen heeft betrekking op alle onroerende goederen van de veroordeelde. Het voorrecht krijgt een plaats onmiddellijk voor het voorrecht van de staat.
Het bestaat enkel als het binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de beslissing wordt ingeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder. Bij een latere inschrijving neemt het voorrecht rang op de dag waarop het wordt ingeschreven.
Het voorrecht wordt pas uitgeoefend na de wettelijke en bedongen hypotheken die voor het tijdstip waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan bij het hypotheekkantoor werden ingeschreven.
Niet voor de wettelijk gesubrogeerde
De wettelijk gesubrogeerde van het slachtoffer kan niet genieten van de voorrechten. De burgerlijk aansprakelijke partij of de verzekeraar die het slachtoffer zou vergoeden, worden dus niet in het voorrecht gesubrogeerd.